Je hoeft niet links of rechts te zijn om belang te hechten aan schone lucht
We leven in een gespleten wereld, waarin veel overheden zeggen dat ze de opwarming willen stoppen, maar tegelijkertijd de fossiele industrie blijven steunen. In één en dezelfde krant kun je een nieuwsbericht over een nieuwe campagne voor ‘duurzaam leven’ aantreffen, met daaronder een advertentie voor Semi All Inclusive Cruise Toppers! – de vervuilendste vakantie denkbaar. Het is alsof we met twee stemmen spreken, alles tegelijk willen, maar niets willen riskeren, en niets willen opgeven.
Maar het probleem zit dieper. Kijk naar het debat in Nederland rond de Klimaatwet (afspraak: 95 procent minder CO2-uitstoot in 2050) en het klimaatakkoord (het te voeren overheidsbeleid tot 2030 om dat waar te maken). Ik heb niet alle berichten over het klimaatbeleid gezien, maar wel erg veel, en de vraag die ik het vaakst zag terugkeren was: ‘Wat gaat het klimaatakkoord ons kosten?’ Een legitieme vraag natuurlijk, maar ook een tikkeltje eenzijdig. Dat er ook opbrengsten zullen zijn, was in de meeste verslaggeving niet meer dan een bijzin.
Zo bevestigen politici en media vaak de indruk dat we alleen maar iets verliezen als we serieus klimaatbeleid voeren. Dat vertaalt zich direct in minder draagvlak. Recente peilingen in Nederland suggereren dat de steun voor klimaatbeleid afneemt zodra burgers de indruk krijgen dat ze op kosten worden gejaagd en comfort moeten inleveren. Politici die niets van klimaatverandering willen weten, zoals Thierry Baudet, scoren in deze context met hun boodschap dat klimaatactie alleen maar geld kost en niets oplevert.
De politici die wél klimaatbeleid willen voeren, staan vaak met de mond vol tanden tegenover dit soort uithalen. Ze hebben geen goed verhaal om hun beleid te verdedigen. Neem minister Eric Wiebes van Economische Zaken en Klimaat. Toen hij in 2017 aantrad, zei hij in de media continu dat hij ‘op tonnenjacht’ ging, ‘megatonnen aan CO2-uitstoot om precies te zijn’. Wiebes wilde de goedkoopste manieren vinden om die uitstoot te verminderen zodat het kabinet zijn klimaatdoelen zou halen. Zijn ‘zoektocht’ stelde hij voor als een totaal a-politieke oefening. Gewoon een kwestie van tonnen en euro’s tellen en kijken wat op korte termijn haalbaar is. Het punt is: deze aanpak zegt helemaal niets over waar we dan naartoe gaan. Het heeft weinig zin om klimaatbeleid te voeren als daar geen visie achter zit, geen verhaal over wat er valt te winnen. Waarom zouden we kiezen voor een toekomst zonder CO2-uitstoot? Levert de ‘tonnenjacht’ banen op? Gaat het mensen met lage inkomens belasten of ontzien? Hoe zorgen we ervoor dat de strijd tegen opwarming de kloof tussen arm en rijk niet vergroot?
Zelfs als je alle politieke, morele en ecologische afwegingen terzijde schuift, blijft er een keihard argument over. De economie. De ene analyse na de andere laat zien dat een transformatie naar ware duurzaamheid een bron is van miljoenen nieuwe banen, lagere ziektekosten, minder klimaatschade en groeiende inkomens.
Neem het Nederlandse klimaatakkoord. De kosten van het beleid dat daarin is afgesproken, lopen naar verwachting op tot een kleine twee miljard euro per jaar tot 2030. Ter vergelijking: we besteden jaarlijks ongeveer tachtig miljard euro aan zorg en sociale zekerheid en zo’n tien miljard aan defensie. Met die kleine twee miljard kunnen we de eerste stappen zetten om de bebouwde omgeving, de mobiliteit, de landbouw en de energievoorziening op te schonen. Tot 2030 zouden er door dit beleid 39.000 tot 72.000 voltijdbanen bij komen: zeven groene banen voor elke fossiele baan die verdwijnt. We krijgen er een toekomstbestendige industrie voor terug. Dat is een heel aardige return on investment, zeker voor een land dat voor een kwart onder zeeniveau ligt en dus nogal veel belang heeft bij het beperken van de opwarming.
En zo zijn er meer economische drijfveren. Te laat of onvoldoende meedoen aan de groene omschakeling levert risico’s op. De opkomst van duurzame energie stelt de gevestigde fossiele economie voor het blok. Een universele les uit de geschiedenis is dat een bestaande sector al begint te krimpen vlak nadat een goed alternatief op de markt is verschenen. Zo gingen bijna alle fabrikanten van fotorolletjes over de kop toen de digitale camera z’n opmars inzette. Het probleem was niet dat van de ene op de andere dag niemand nog Kodak-rolletjes kocht. Het probleem was dat de Kodaks van deze wereld hadden gerekend op groei, die nu ineens door de digitale concurrentie werd opgesoupeerd.
Gevestigde bedrijven worden dus niet pas geraakt als een concurrent de hele markt domineert. De belangrijkste vraag is wie de groei krijgt. Op het gebied van energie is het antwoord steeds vaker: het duurzame alternatief. In 2017 werd 45 procent van de wereldwijde groei in energievraag geleverd door stroom uit de zon en de wind. Omdat de kosten van zonnepanelen en windmolens blijven dalen, zullen die energiebronnen de komende jaren een steeds groter deel van de vraag leveren, tegen relatief lagere kosten.
Dat is een van de redenen dat er in de Verenigde Staten onder Donald Trump meer kolencentrales sluiten dan onder Barack Obama, ondanks Trumps belofte dat de steenkoolsector zou opleven. Voor gevestigde energiebedrijven als Shell en BP zal het in de komende jaren steeds moeilijker worden om nog te groeien in hun oude markt van olie en gas. De groene concurrenten zijn voor deze energiebedrijven nog relatief klein, maar inmiddels zijn ze groot genoeg om hun pijn te doen.
Voor investeerders loont het dus nu al om fossiel te dumpen. Een analyse uit oktober 2018 liet zien dat het pensioenfonds van de ambtenaren van de staat New York 22 miljard dollar méér zou hebben verdiend als het de beleggingen in fossiele-energiebedrijven tien jaar geleden had verkocht. Dat had 19.820 dollar per pensioendeelnemer opgeleverd. Britse publieke pensioenfondsen hebben bijna één miljard dollar verloren door de neergang van kolen, bleek uit een andere analyse. Ook ABP, het grootste Nederlandse pensioenfonds, zou meer rendement behalen als het géén investeringen in fossiel meer had.
Uit De Groene Amsterdammer:”Op een steeds warmere aarde“